Follow me, fluistert hij. Waarom persoonlijk contact altijd werkt. Ook in China.

By Wilma van Tuyl | Geen categorie

sep 17
beijing 2008 olympisch stadion

Het is eigenlijk te laat om nog te gaan. Maar op mijn laatste dag in Shanghai wil ik nog naar het Mag Je Echt Niet Missen Museum van Chinese Keramische Kunst.

Maar hoe kom ik daar in godsnaam? En snel.

 

Want ik heb nog maar een uur voordat het museum sluit.

Taxi? Prima, maar ik spreek geen Chinees. Ik heb wel het adres van het museum. De man van het hotel –die weer geen Engels spreekt- heeft het voor me opgeschreven.

Onleesbaar en onbegrijpelijk. Zoals alles in dit land.

Dus steek ik downtown Shanghai op goed geluk mijn hand op. Miljoenen auto’s, bussen en elektrische scooters schieten langs me heen, alsof er een volksverhuizing plaatsvindt.


Plots stopt er een scooter voor me met een stevige Chinese erop.

Ze schreeuwt iets naar me en wijst naar de plek achter haar.
Ja, duh. Ik ga toch niet bij een wildvreemde achterop?

De vrouw trekt het briefje uit mijn hand, neemt haar helm af en zet die op mijn hoofd.


Ik krijg weer een visioen van een volksverhuizing: van luizen dit keer.

Ze schiet de straat weer op en ze laveert ons behendig door de chaos. Al snel komen we in een voor mij onbekende wijk. Ik heb geen idee meer waar we zijn.


Erger nog: niemand weet dat ik hier ben.

Nu voel ik een lichte paniek opkomen. Waarom doe ik dit? Ik zie het krantenbericht al voor me: Nederlandse spoorloos verdwenen in Shanghai. Dertig spannende minuten later stopt de vrouw voor een groot, lelijk gebouw. Ik stap af.
Ze steekt twee keer tien vingers in de lucht: 20 yuan. Dat is vier keer de prijs van een normale taxi. Slik.

Ik protesteer maar weet: onderhandelen is kansloos.

Bovendien: de tijd dringt. Ze verdwijnt net zo snel als dat ze kwam.

Inmiddels is het kwart voor vijf.
Na vijven is het museum weliswaar nog twee uur open, maar volgens mijn reisgids komt niemand er dan nog in. Tegen beter weten in sluit ik aan in de rij: een rechte lijn naar de hoofdingang. Tegen de tijd dat ik aan de beurt ben, bedenk ik, is het al te laat.


Bij de ingang van het museum staat een rij mannen in uniform die de wacht houdt. Roerloos.

Als ik bijna aan de beurt ben, is het vijf uur. De deur gaat dicht en de soldaten gebaren ons weg te gaan. Er ontstaat ruzie: een Chinese man voor mij protesteert en gaat in discussie. De soldaten geven geen krimp. De man loopt woedend weg, zijn gezin gaat achter hem aan. Achter mij vertrekken steeds meer mensen.


De soldaten -jongens nog- staren uitdrukkingsloos vanonder hun pet langs mij heen.

 

Ni hao, probeer ik. Geen reactie.

Ik stamel please en all the way from Amsterdam en zo. Noppes.

Ik glimlach. Nul.

Ik recht mijn schouders zodat mijn cup E beter tot zijn recht komt. Vergeet het maar.

Ik trek mijn Greta Garbo gezicht. Nada.

Ik weiger te gaan. Ik zal en moet naar binnen.

Langzaam laat ik mijn blik langs de jongens in uniform gaan.

Op dat moment draait de hele groep een kwartslag om en loopt in ganzenpas weg, naar binnen. Shit.


De laatste kijkt me, terwijl hij langs me heen loopt, heel kort aan. Raak.

Ik glimlach naar hem. Hij maakt zich los van de rij en komt naar me toe. Bingo.

 

Follow me, fluistert hij.

We lopen naar de zijingang van het immense gebouw. Binnen controleert hij mijn tas. Mijn Opinel ziet hij over het hoofd.

Quiet, zegt hij.

Hij wenkt en leidt me door eindeloos lege gangen en zalen.

Totdat we in de centrale hal aankomen. Halleluja, ik ben binnen.

Thank you, stamel ik. Hij knikt en gaat weer weg.

Twintig eeuwen adembenemende keramiek wacht op me.

Laat een reactie achter:

(2) reacties

Richard 6 juli 2017

Wat een prachtig verhaal uit China!
Durf te spelen en te leven. Goed hoor!
x
Richard

Reageren
    Wilma van Tuyl 30 november 2017

    dank!

    Reageren
Reactie toevoegen

Laat een reactie achter:

Share This