“Mama, geloof jij?”
Mijn dochter was 5 jaar toen ze deze vraag stelde. Het was 2001.
Ze zat op haar kinderstoeltje op de achterbank van de auto. Ik schrok. Hoe kwam ze hierbij?
“Hoezo”, vroeg ik?
“Nou” zei ze, “geloof jij in een god?”
Ze was niet opgevoed in een gezin met een geloof, we hangen weinig aan wat dat betreft, tenzij het het heilige geloof is in de mens, de liefde, literatuur, natuur, kunst en theater.
“Nee”, antwoordde ik in alle eerlijkheid. “Niet in een god zoals ze die vaak bedoelen.”
Het bleef even stil op de achterbank.
“Nou” , antwoordde ze, “dat zou ik maar wel doen, mama.
Want als je niet gelooft, vliegen ze met een vliegtuig je huis in.”
Wat ze zei trof me als een vuistslag in mijn maag. Het was een paar dagen na de aanslag van 9/11. Ik dacht dat ik haar ver had weten te houden van het verschrikkelijke nieuws. Zo had ik bewust de tv niet aangezet en het onderwerp vermeden zolang ze in de woonkamer was. En nee, ze zat nog niet op internet.
Wat zeg je op zo’n moment tegen je 5-jarige dochter?
Ik reageerde bedachtzaam, zorgvuldig mijn woorden kiezend.
“Heb je daarover gepraat op school”, vroeg ik.
“Ja, in de kring.”
Natuurlijk, ze ging naar school en daar was het onderwerp onvermijdelijk aan bod gekomen. Ik had het gewaardeerd als de school me van te voren had ingelicht over hoe ze dit in de klas gaan bespreken. Er was nog geen protocol over hoe je dit soort gebeurtenissen bespreekt met kinderen.
Maar na 9/11 was iedereen en alles van slag.
Behoedzaam koos ik mijn woorden. Ik probeerde uit te leggen dat er mensen zijn die heel boos zijn op de wereld. Ik zei nog net niet: op ons. Dat die mensen willen dat wij hetzelfde doen en geloven als zij en omdat wij dat niet doen, zo boos reageren. Dat altijd het beter is te praten met elkaar over dingen die je niet leuk vindt van elkaar.
Ik stelde haar ook gerust: dat zal echt nooit meer gebeuren.
“Mama, ik vind het zo erg van Parijs.”
Het is 2015. Ik heb mijn dochter aan de telefoon en ze begint te huilen. Ze is 19 jaar en studeert inmiddels Politicologie.
“Die mensen zaten gewoon in een restaurant of op een terrasje. Die zijn toch onschuldig?” Ze snikt.
Ik probeer haar te troosten, ik zeg dat ik zelf ook van slag ben.
De onschuld kan ik alleen maar beamen. We zijn allemaal slachtoffer van het geweld, ook de bewoners van Beiroet, de Gazastrook of Syrië.
Onschuldige slachtoffers in een geweldspiraal die niet te stoppen lijkt.
“Ik ga ook naar festivals. Het kan hier ook gebeuren”, zegt ze.
Dat kan ik alleen maar beamen. Ik troost haar.
Maar haar angst laat zich niet langer wegnemen door mooie verhaaltjes.
Dat het haar zo raakt, raakt mij ook.
Ik besef dat ik haar toen ook al niet kon beschermen, terwijl ze nog veilig in haar stoeltje zat. Niet tegen de boze buitenwereld, buitensporig geweld, agressie, geloofsfanaten of dronken bestuurders. Dat heb ik nooit gekund, maar de waarheid dringt nu in zijn volledigheid tot me door.
Ik voel me machteloos en kwetsbaar: ik wil dat mijn kind zich veilig voelt.
We praten nog een tijd door, over je wel zorgen maken en best bang mogen zijn. Over kritisch zijn en je gezonde verstand blijven gebruiken. Over proberen te begrijpen wat er gebeurt. Terwijl het niet te begrijpen is.
We wisselen artikelen uit over deze aanslag; zij een van haar studie en ik een dat ik geplukt heb van internet. Zo troosten we elkaar.
We kunnen onze kinderen niet beschermen, dat is een illusie.
Ze vinden hun eigen weg in deze wereld van liefde en strijd, oorlog en vrede, onverdraagzaamheid en acceptatie.
We kunnen alleen liefde geven en hen leren om –ondanks alles- vertrouwen te hebben in de mensen om hen heen.
We kunnen ze leren dat het ok is om bang zijn, maar ook dat je je niet moet laten verlammen door angst voor geweld of haat.
Want dat is het begin van het eind.
‘Ik heb een gelukkig jaar achter de rug. Ondanks de misère’.
De DHL man zonder concert. Volhouden in Covid tijden.
‘Je moet positief denken.’ Ken je dat advies? Hoe een simpele rol behang je wél helpt negatieve gedachten te keren (plus een werkvorm).
Leve de speechschrijver! Hoe Willem Alexander schittert en ons raakt.